ACADEMIE VOOR DE HEBREEUWSE BIJBEL EN DE HEBREEUWSE TAAL

Notities van lezingen

internet 99

leider * lijden * hulp * politiek

            Men hoort vaak zeggen (en juist bij de personen waarvan verwacht wordt dat zij leiding geven) dat zij moeilijk in staat zijn dit te doen omdat zijzelf zo vol zorgen zitten en niet de rust hebben om zich te concentreren op de dingen, die voor het leven belangrijk zijn. Zij zeggen altijd dat zodra zij zelf wat rust hebben, zij natuurlijk gaarne hun functies willen vervullen en ook met volle overgave anderen alles zullen geven wat zij vermogen. Dit standpunt is hoewel het meestal zeer te goeder trouw wordt ingenomen volkomen irreëel. Ook op dat punt moet men nagaan hoe de verhoudingen in wezen zijn. Een liefdesdaad die werkelijk iets betekenen wil, die de ander meer dan uiterlijk helpt, houdt altijd in een offer van degene die deze daad doet en dit offer moet zeer werkelijk zijn. Het is geen offer indien iemand een ander met zijn grote rijkdommen een klein beetje geeft en daarbij een blijde glimlach heeft, vol genoegen naar zijn landerijen kijkt en naar zijn gezond opgroeiende kinderen en aan nog vettere banksaldi denkt, want deze gift zal de ander toch maar zeer ten dele en met name alleen uiterlijk kunnen helpen. Een hulp, die de ander tot in zijn wezen helpt, moet uitgaan van iemand die in een situatie is te kunnen helpen. Men kan slechts helpen als men ook in dit opzicht in navolging van God leeft. Bij de schepping gaf God zichzelf in de Schgino (Gods wonen hier op aarde) aan de wereld en zij ging met de wereld in Goloes (ballingschap) en juist omdat God met de wereld meeging gaf hij haar het grootste wat er te geven is, gaf eigenlijk zichzelf helemaal; God lijdt met de wereld al het lijden mee. 

            Het Christendom kent dit beginsel natuurlijk eveneens en eigenlijk het meest wezenlijke, dat Jezus aan de wereld gaf was datgene, dat hij met zijn dood gaf. Trouwens alles wat door hem gegeven werd kwam voort uit een voortdurend miskend worden en een voortdurend lijden.

            Ieder juist inzicht in de wereld zal dit begrijpen. Daarom kan alleen een mens, welke werkelijk volkomen voor zichzelf begrip heeft gevonden in deze wereld en eigenlijk steeds als tussen twee molenstenen geperst wordt in deze wereld, datgene geven dat zijn wezen is en dat ook hulp kan bieden. Zoals deze molenstenen ook de kern van het graan geven en de olie slechts door drukken en vermorzeling geproduceerd wordt, zo kan een mens ook alleen als hij zelf die druk van de wereld voelt iets geven dat wezenlijk is. Een mens die het alleen goed heeft en niet beseft en niet medelijdt het gehele lijden van de wereld, is niet in staat meer dan een maskerachtige glimlach te geven, een glimlach die eerder een grijns genoemd kan worden. Deze maatschappelijke grijns die zovelen op hun gezicht krijgen als zij menen eens werkelijk goed te doen, is niet alleen waardeloos, maar even spookachtig als een grijns op een masker. Juist mensen, die zelf onder druk staan vermogen aan de wereld veel te geven en als zij mededelen te moeten wachten totdat zij het rustig krijgen, dan begrijpen zij niets van de wereld.

            Terwijl men zelf onder grote druk staat, aan alle kanten meent vermorzeld te worden, juist dan moet men in rust anderen alles geven wat dit leven geven kan en dan zullen die anderen zonder van deze omstandigheden te weten merken, dat zij iets krijgen. Dit is het beginsel dat op een andere plaats ook beschreven werd in verwantschap tussen de woorden “leiden” en “lijden”. Men kan slechts leiden indien men zelf de wereld zo meemaakt als God de wereld meemaakt. De wereld meemaken als een vegeterend dier is niet de weg van de mens en dan kan hij niets geven.

            Altijd als de mens “vet” wordt glijdt hij uit; de zin van het leven zal uiteindelijk juist uit die tegenstelling voortkomen, dat men al lijdend het grootste geluk en zijn enige bestemming heeft gevonden. Juist het uiteindelijke doel zal laten zien wat dit lijden te betekenen heeft gehad; het gaat er toch om wat uiteindelijk bereikt is en of men tenslotte teruggekeerd is bij de Vader, van waaruit men voortkwam.

            De neiging in de maatschappij om de leidende personen rust en een gezellige atmosfeer te geven juist omdat zij leiden moeten, artsen een herenhuis te geven met bediening om zich heen omdat zij zoveel rust moeten hebben voor hun patiënten, advocaten idem te huisvesten en te omringen met genoegens, laat zien dat men zich van de zin van het leiden niet bewust is. Dit soort leiderschap is maar camouflage en misleiding. Daarom gaat er ook van deze gegoede standen zo weinig leiderschap uit, daarom ontstaat juist de verbittering over en weer, het elkaar niet begrijpen en is de hulp die op deze wijze geboden wordt zo tijdelijk en van zo weinig waarde dat men er niet veel mee beginnen kan.

 

Copyright © 2024 Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse Taal.