ACADEMIE VOOR DE HEBREEUWSE BIJBEL EN DE HEBREEUWSE TAAL

Notities van lezingen

93

taal * moderne taal * Esperanto* analfabeten * schrift * spraak * dialecten

            Het beheersen van een taal wil meer zeggen dan slechts een blijk van zogenaamde algemene beschaving. Iemand die de taal tot in haar wezen beheerst, heeft verbinding met de kern der dingen. De taal immers is het grensgebied, daar waar de verschijningsvorm overgaat in het Ding an Sich. Wie deze band duidelijk kan vasthouden, staat dicht bij het wezen der dingen, kan er steeds op teruggrijpen en zal niet zo gauw verloren gaan in de spreiding der kringen. Het leren van een taal is derhalve niet een grammaticaal iets, omdat de zogenaamde grammatica zoals wij haar kennen, slechts weergeeft de regelmaat die zich ook uit in de buitenste kringen. Zo bestudeert ook de moderne wetenschap de wetmatigheid der dingen in hun uiterlijke verschijningsvorm. Deze wetmatigheid doet zich overal voor. Het is echter niet voldoende deze wetmatigheid te kennen. Het gaat er om de verbinding van de uiterlijke wetmatigheid naar de kern te onderkennen. Nu is het een feit, dat zowel de moderne grammatica als de moderne wetenschap genoegen neemt met de uiterlijke wetmatigheid en deze tot in de verste details analyseren.

            Zeer zeker is dus deze uiterlijke wetmatigheid juist, doch zij is slechts een stukje van het geheel, een stukje dat eigenlijk een begin moest zijn naar een weg tot de kern, doch dat tot op heden steeds gebruikt wordt om dit stukje zelf verder uit te breiden naar verdere kringen, dus een weg volgende van de kern af.

            Zodra de mens het contact met de kern verliest, hoe dan ook, verliest hij de kracht om macht te bezitten over zichzelf. Hij wordt slordig in het gebruik van de taal, heeft niet meer de mogelijkheid om de taal zodanig te gebruiken dat zij werkelijk datgene uitspreekt wat in het diepst van de dingen leeft. Dit is niet alleen het geval bij schrijvers en dichters, het speelt evenzo een rol bij ieder ander mens. Het verschijnsel van oppervlakkigheid in de taal, zoals dat in de laatste tientallen jaren steeds sterker gaat spreken, is dus volkomen begrijpelijk. De aandacht voor het wezen der dingen, op ieder gebied, is verslapt. Daarmee gaat gepaard het loslaten van de kern op ieder gebied. Dus ook het loslaten van de kern van het menselijk denken, dus van de taal. Taal wordt daardoor slechts een nuttigheidsmiddel, een gebruiksmiddel, om het maatschappelijk verkeer te laten functioneren. Het wordt dus een zuiver mechanisch iets, zoals een dierlijk lichaam of een plantenlichaam ook mechanisch functioneert. Dat het woord een andere kracht bezit dan het zich kenbaar maken in het maatschappelijk verkeer ten bate van de dingen van deze wereld, is geen onderwerp van discussie meer. Daarom het streven overal om de talen zo te hervormen, dat zij goed kunnen voldoen aan het maatschappelijk verkeer, wat meer wil zeggen, alleen kunnen voldoen voor het maatschappelijk verkeer. Er mocht niets in de taal meer afwijken van deze doelstelling, omdat iedere afwijking afleidt en indien men niet meer weet van het wezen der dingen, overbodig is. Daarom de neiging om de taal zo te gaan schrijven als zij wordt uitgesproken. Dit onzuiver uitspreken van de taal kwam door het loslaten van de kern en omdat men dus niet wist, waarom men de dingen zo uitsprak. Juist het veranderen van de uitspraak laat zien, dat men losraakt van de kern en de dingen alleen maar zo uit te spreken om te voldoen aan de uiterste kringen in het verkeer onderling. Men heeft niet meer de kracht, niet meer de kennis om via het woord tot het wezen der dingen te kunnen doordringen. Juist sedert de Renaissance begonnen de talen in spreiding te geraken en kreeg men, doordat men de kern der dingen uit het oog verloor, een nonchalance in de taal, waardoor de spreektaal zich steeds meer ging verwijderen van de schrijftaal, die, hoewel zij ook vaak evolueerde, toch dichter bij de oertaal en bij de kern der dingen stond dan de vaker geëvolueerde spreektaal. Men vergelijke de Engelse spreektaal met de Engelse schrijftaal. Indien ook Engeland een nieuwe spelling zou gaan invoeren, dan zou deze oude schrijftaal, die nog dichter bij het wezen der dingen staat, geheel verloren raken. Deze weg is in het Nederlands veel verder gegaan dan in het Engels. Een teken dat de Nederlandse cultuur veel losser is van de kern dan de Engelse. Het is niet alleen “Spielerei” dat er in Engeland een sterke hang is naar traditie. Het is nog de kracht van het wezenlijke, om veel dingen te dwingen te verschijnen zo als zij in het wezenlijke verschenen. Het streven naar het moderniseren van de vorm, hangt samen met het moderniseren van de taal, van gedachten, dus kortom met het losmaken van de kern. Volkeren met een cultuur –dit is niet identiek met moderne beschaving- die nog een sterke samenhang hebben met de kern, hebben een rijke taal en kunnen deze goed hanteren. Men denke aan het Engels in Engeland, aan het Frans, Duits en Russisch. Toch worden ook deze talen aangegrepen door het streven, slechts gebruikt te worden voor uiterlijk verkeer.

            Zeer sterk ziet men deze afval steeds meer bij het nonchalante uitspreken der talen. Een Amerikaan spreekt de woorden slechts zo uit dat hij verstaanbaar is in zijn bedoelingen omtrent wat hij wil hebben of niet wil hebben. De lelijke uitspraak in het Nederlands in verschillende –de meeste- plaatsen en onkundigheid van de meeste Nederlanders om hun taal te hanteren, tonen aan dat men de taal in wezen niet meer beheerst. Mensen die de taal slecht schrijven, dus geen gevoel meer voor de taal hebben en de woorden slechts zo schrijven als ze door hen worden uitgesproken, zijn zeer zeker mensen die het contact met het wezen der dingen niet hebben. Als een dergelijke kwaal tot een volkskwaal gaat worden, zoals dit bij voorbeeld in Nederland en in de Verenigde Staten het geval is, dan toont dit aan dat dit volk geheel vlottend is geraakt en niet meer weet en er ook geen gevoel meer voor heeft, dat de taal iets heiligs, iets bijzonders is. De wijze, waarop men in deze moderne tijd vreemde talen leert, is ook een teken voor de waarde die men op het moment aan talen hecht. Men leert die talen slechts om er in het verkeer gebruik van te kunnen maken. Men leert ze zo snel en oppervlakkig mogelijk en vermijdt met opzet juist elk dieper motief. Het Esperanto is eveneens een voorbeeld van deze ziekte. Men wil een taal zelf maken, geschikt voor het gebruik. Het Esperanto heeft dan ook helemaal geen contact met het wezen der dingen, is puur het uitstoten van geluiden die volgens afspraak onderling herkenbaar zijn. Zo beschouwt tenslotte iedere moderne filoloog ook de talen. Hij neemt aan dat ze ontstaan zijn uit het geluid van  de pre-historische mens, die geluiden uitstootte om kenbaar te maken wat hij wilde hebben. En zo evoluerend hierop, stoot de moderne mens meer en meer geluiden uit om te kennen te geven wat hij wil. De wijze waarop men modern Engels leert, is eigenlijk niets anders dan de wijze waarop men Esperanto wilde leren. Het op moderne wijze Engels leren heeft niets meer te maken met de Engelse cultuur en vooral de wijze hoe het geleerd wordt heeft niets meer van het benaderen van het wezen der dingen.

            Men moet een verschijnsel zoals het zorgvuldig gebruiken van de Duitse taal door de Duitsers, met opmerkzaamheid bezien. Praktisch iedere Duitser, tot welke stand hij ook moge behoren, kan zich op gelijke wijze van zijn taal bedienen en het fout schrijven in het Duits is eigenlijk een zeer sporadisch iets, komt althans lang niet zo veelvuldig voor als het fout schrijven van het Nederlands of Amerikaans-Engels.

            De zogenaamde analfabeten kunnen nog ontwikkelder zijn en dichter bij het wezen der dingen staan dan de zogenaamde cultuur-mensen, die een taal bij voorbeeld gebruiken alleen voor de buitenste kringen, voor het zo genaamde maatschappelijke verkeer. Een analfabeet kan vaak zijn taal zeer zorgvuldig en rijk spreken. Het schrijven was van oudsher een heilig iets, dat juist daarom met zoveel zorgvuldigheid moet geschieden, omdat ieder verschrijven, dat overgenomen zou kunnen worden, een verwijdering van het wezen der dingen betekende. Daarom hadden vele volkeren het schrijven gereserveerd voor bepaalde klassen welke hun leven in dienst stelden voor het contact met het wezen der dingen. Het schrijven werd beschouwd als een magische daad, hetwelk het in feite ook eigenlijk is. Deze mens had geen behoefte aan een taal voor nuttige doeleinden. Deze behoefte is pas ontstaan toen de wereld in haar verkeer en snelheid een dergelijke uitdijing verkreeg, dat de band met het wezen der dingen te lang gerekt werd en vaak brak of verloren raakte. Zo werd ook de taal een ding los van de kern en kan tegenwoordig bijna niet meer anders worden gezien.

            Mensen die de taal, welke taal het ook moge zijn, niet beheersen, zullen moeilijk toegankelijk zijn voor de gedachten die het wezen der dingen benaderen. Het moest in feite zo zijn, dat de mensen naar het gevoel de taal goed konden schrijven en dat de taal iets is dat uit het binnenste van de mens voortkomt. Men ziet ook vaak hoe zogenaamde buitenlanders een taal ineens aan kunnen voelen en goed kunnen schrijven, zonder dat zij de taal als zodanig van huis uit hebben meegekregen. Dit komt, omdat, indien zij eenmaal in die taal gaan denken, zij vanzelf de weg gaan bewandelen via deze taal naar het wezen der dingen. Zij kunnen dan eenvoudig niet missen, omdat die weg nu eenmaal een vaste weg is.

            Dialecten kunnen op zichzelf zeer waardevol zijn. Niet echter dialecten die een gevolg zijn van een degeneratie der taal. Moderne dialecten ontstaan namelijk in de grote steden, waar het loslaten van de kern der dingen massaal is geworden en de taal een nonchalance verkrijgt die leidt tot degeneratie en vorming van een zogenaamd grote stads-dialect. Dialecten echter die voortkomen uit de oudheid, althans nog uit de tijden toen men in die streken nog contact met het wezen der dingen had, zijn zeker even waardevol als iedere taal.

 

 

 

 

 

 

 

Copyright © 2024 Academie voor de Hebreeuwse Bijbel en de Hebreeuwse Taal.